Landschappen

Landschappen tonen steeds een wereld die klopt

Misschien is Jan Gierveld als schilder wel het meest bekend door zijn landschappen. Die spreken bij het grote publiek ook ongetwijfeld het sterkst tot de verbeelding, zeker door de manier waarop hij ze schilderde en de keuze van zijn onderwerpen. In grootse, monumentale doeken, met brede gebaren en afgewogen kleuren schilderde hij het landschap van zijn jeugd. Boerderijen, boerenschuren, boomgroepen, parken. Oud land waarin mens en natuur nog met elkaar in harmonie waren.

Misschien was het geleidelijke verdwijnen van dit landschap ook wel een van de redenen om deze schilderijen te maken. In het Twentse werk van Jan Gierveld zit een zeker gevoel van heimwee naar een wereld die hij als kind in Wierden heel intens had meegemaakt. Niet voor niets is de stad met zijn flats, asfaltwegen en nieuwbouwwijken volstrekt afwezig in zijn tekeningen en schilderijen. In Giervelds werk is de tijd bevroren, wordt Twente getoond zoals het in zijn herinnering was en in zijn verbeelding moest zijn.

In de loop van de jaren wist hij, met zijn kennis van de streek, de goede plekken als geen ander te vinden. Gierveld schilderde in buurtschappen rond Wierden, in het park van Almelo, oude veengebieden bij Vriezenveen en het landgoed Twickel. Een enkele keer is zijn bereik wat groter, meestal naar aanleiding van van vakanties: Zeeland, Giethoorn, de Vogezen, Duitse heuvelllandschap net over de grens en Amerika (Michigan), het land waar hij een aantal keren bij familie verbleef en vooral een reeks aquarellen maakte.

In de meeste schilderijen bestaat de compositie uit één hoofdmotief: een boerderij, bloeiende rodondendrons, een stel monumentale bomen, besneeuwde boomtakken in de winter of een bootje dat onder groene bomen dobbert op het water. Om dit centrale motief wordt op een hele vrije manier de compositie opgebouwd, laag over laag. Aan alles merk je dat het Gierveld nooit ging om de exacte weergave of een impressie van vluchtige effecten. Altijd is hij op zoek naar iets wat achter de zichtbare werkelijkheid verborgen is, naar vormen en structuren die de essentie van het landschap weer zouden geven. Essentieel is daarbij opnieuw de rol van kleur. Als dramatisch middel om bijvoorbeeld een bloeiende tak op de juiste manier in beeld te brengen, maar ook als een manier om diepte te suggereren en samenhang te brengen in een compositie die anders misschien wel in losse elementen uit elkaar zou vallen. Giervelds landschappen tonen steeds een wereld die klopt. Hier schuurt het nergens. Zelfs de afzonderlijke penseelstreken, bij Gierveld vaak enigszins hoekig (Cézanne), dienen om dit gevoel van onderliggende orde te versterken.

Een deel van zijn landschappen is buiten gemaakt. Dat geldt, uiteraard, primair voor zijn tekeningen en aquarellen. Gierveld hield ervan om zich ergens te installeren, in het landschap te zijn en dan te schilderen. Veel van deze aquarellen onderscheiden zich door een verrassende motiefkeuze en een intens kleurgebruik. Soms zijn ze bijna abstract, als hij zich tot slechts een paar vlekken beperkt. Zijn tekeningen, vaak niet meer dan schetsjes, zijn directer. Een paar lijntjes als aanduiding van een boom, een horizon en torens in de verte: dat was genoeg om het uitzonderlijke gevoel van ruimte te suggeren dat hij bij zichzelf bespeurde tijdens bijvoorbeeld een fietstocht over de Deldense Es.

De landschappen in olieverf zijn uiteraard in het atelier gemaakt. In de wintermaanden, als het buiten te koud was om te werken. Tekeningen en foto’s dienden als geheugensteuntjes om de compositie op het doek te krijgen. Teruggeworpen op zichzelf schilderde hij Twente. Zijn schilderijen passen in het rijtje van grote landschapsschilders die de streek na de oorlog heeft voorgebracht, ook al zijn de onderling verschillen groot: Jan Broeze, Henk Lamm, Ben Akkerman. Gierveld, met zijn zonovergoten kleurlandschappen, heeft binnen die traditie zijn eigen plek. Wie zijn landschappen heeft gezien, kijkt voortaan anders naar Twente.