Het is een mooie plek, dit atelier. Veel meer dan in de nieuwe ruimte achter het huis, waarover hij de laatste anderhalf jaar van zijn leven de beschikking had, is dit de plek waar je het gevoel hebt de kunstenaar op de huid te zitten. Zijn spullen zijn er nog. Zijn penselen, verftubes, de zelfgetimmerde kist met krijt, de decorstukken van zijn stillevens, boekenplanken met mappen vol krantenknipsels, het tekeningetje dat hij als ansichtkaart verstuurde aan zijn vrouw Tineke in Arnhem en een oud schriftje uit de AKI-tijd waarin hij in eenvoudige taal de antwoorden noteerde op kunsttechnische vragen als die naar de juiste samenstelling van het vernis en de meest ideale preparatie van het doek.
Hij was een kunstenaar van de oude stempel, Jan Gierveld. Iemand die zijn vak verstond en vanuit die vakkennis tot vernieuwing probeerde te komen. Geen revolutionair of avantgardist, eerder de ‘stille werker in de woestijn’ die Riemko Holtrop, pionier van de schilderkunst in Twente, in hem zag. Het rumoer van de naoorlogse kunstgeschiedenis beroerde hem wel, maar weerhield hem er niet van –dwars tegen de heersende modes in – zijn eigen weg te gaan en met eindeloos geduld zijn stillevens en naakten te blijven schilderen.
Wie dit kolossale, vijftig jaar omspannende oeuvre overziet, kan zich nauwelijks voorstellen dat het samenvalt met Cobra en het abstract-expressionisme van de jaren vijftig, met Pop Art, Fluxus , conceptuele kunst en de doodverklaring van de schilderkunst in de jaren tachtig. Maar ook met de politieke en maatschappelijke vernieuwingen van de late twintigste eeuw, de oorlogen in Viëtnam, het Midden-Oosten en Joegoslavië.
Wilt u verder lezen bestel dan het boek: ‘EEN OEFENING IN KUNST’ via deruiter.jj@hetnet.nl.